ECLI:NL:CRVB:2017:140
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens verzwegen werkzaamheden in restaurant
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 17 oktober 2013 bijstand ontving op basis van de Participatiewet, werd beschuldigd van het verzwegen van op geld waardeerbare werkzaamheden in het restaurant van zijn vader. Naar aanleiding van een melding van een klantmanager van de gemeente Amsterdam, werd er een onderzoek ingesteld door handhavingsspecialisten van de Dienst Werk en Inkomen. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van zijn werkzaamheden, wat resulteerde in de intrekking van zijn bijstandsuitkering en de terugvordering van ten onrechte ontvangen bijstandsbedragen.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellant aan dat zijn recht op bijstand schattenderwijs kon worden vastgesteld op basis van een overgelegde urenregistratie. De Raad oordeelde echter dat de urenregistratie niet overeenkwam met de verklaringen van appellant over zijn werkzaamheden. Er was grote onduidelijkheid over de omvang van de werkzaamheden, waardoor het niet mogelijk was om het recht op bijstand vast te stellen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de inlichtingenverplichting door bijstandsontvangers en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.