ECLI:NL:CRVB:2017:1462
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- J.L. Boxum
- M. Schoneveld
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand wegens niet woonachtig zijn op het uitkeringsadres en afwijzing van bijstandsaanvragen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag. De appellant ontving vanaf 4 januari 2014 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en was ingeschreven op een uitkeringsadres. Echter, na een huisbezoek op 8 augustus 2014, waarbij werd vastgesteld dat de appellant niet op het uitkeringsadres woonde, heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag de bijstand per 1 augustus 2014 ingetrokken. De appellant heeft vervolgens meerdere aanvragen voor bijstand ingediend, die alle zijn afgewezen op grond van onvoldoende informatie en het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting.
De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het college voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de appellant niet woonachtig was op het uitkeringsadres, en dat de appellant niet de benodigde gegevens heeft verstrekt om zijn recht op bijstand vast te stellen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de intrekking van de bijstand en de afwijzing van de aanvragen terecht zijn geweest. De Raad heeft de aangevallen uitspraken bevestigd en geoordeeld dat de appellant niet heeft aangetoond dat hij aan de voorwaarden voor bijstand voldeed.
De uitspraak benadrukt het belang van het hebben van een vast woonadres voor het recht op bijstand en de verplichting van de aanvrager om volledige en tijdige informatie te verstrekken aan het college. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.