ECLI:NL:CRVB:2017:1512
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verrekening van inkomsten op IAOW-uitkering en de status van uitkeringsspecificaties als besluiten
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds 1 augustus 2008 een uitkering ontvangt op grond van de IOAW, heeft bezwaar gemaakt tegen de verrekening van zijn inkomsten uit dienstbetrekking en als zelfstandige met zijn uitkering. De rechtbank had eerder de beroepen van de appellant tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond verklaard. De Raad heeft vastgesteld dat de uitkeringsspecificaties van het college deels als besluiten moeten worden aangemerkt, maar dat de inhoudingen op de uitkering van de appellant terecht zijn. De Raad oordeelt dat de IOAW-uitkering een bruto-uitkering is en dat de appellant niet heeft aangetoond dat de verrekende bedragen onjuist zijn. De appellant is niet verschenen op de zitting, ondanks een oproep, en zijn gronden in hoger beroep zijn herhalingen van eerdere argumenten die al door de rechtbank zijn behandeld. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de proceskosten af.