ECLI:NL:CRVB:2017:1514
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar terugvordering bijstandsuitkering ex-partner
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, woonachtig in Spanje, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Best, dat de terugvordering van bijstandsuitkering van de ex-partner van de appellant had vastgesteld. Het college had het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.
De Raad heeft vastgesteld dat het college ten onrechte geen besluit heeft genomen op het bezwaar van de appellant, dat was ingediend naar aanleiding van een eerdere brief van het college. De Raad oordeelde dat de appellant wel degelijk belang had bij de terugvordering, ondanks dat het college had gesteld dat hij geen belanghebbende was. De rechtbank had dit niet onderkend, waardoor de aangevallen uitspraak vernietigd werd.
De Raad heeft vervolgens zelf in de zaak voorzien en verklaarde het bezwaar van de appellant tegen de brief van het college van 11 augustus 2015 niet-ontvankelijk. De Raad oordeelde dat de appellant niet aansprakelijk was voor de terugvordering van de bijstandsuitkering van zijn ex-partner, en dat hij daarom geen belanghebbende was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak werd gedaan door rechter W.H. Bel, met W.A.M. Ebbinge als griffier, en het griffierecht van de appellant werd vergoed.