ECLI:NL:CRVB:2017:1735
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Buiten behandelingstelling van aanvraag bijstandsverlening op basis van onvoldoende gegevens
In deze zaak heeft appellant op 13 februari 2015 een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft appellant op 16 maart 2015 verzocht om ontbrekende gegevens, waaronder bankafschriften van alle op zijn naam gestelde rekeningen, in te leveren voor 30 maart 2015. Appellant heeft echter niet alle gevraagde gegevens ingeleverd, wat heeft geleid tot de buiten behandelingstelling van zijn aanvraag op 10 april 2015. Dit besluit is later door het college gehandhaafd.
De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellant is in hoger beroep gegaan, waarbij hij betoogde dat het college niet had mogen besluiten om zijn aanvraag buiten behandeling te stellen. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat appellant niet binnen de gestelde termijn de gevraagde bankafschriften heeft overgelegd. De Raad oordeelt dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat de verstrekte gegevens onvoldoende waren voor de beoordeling van de aanvraag.
De Raad concludeert dat het verzoek van het college om bankafschriften voldoende concreet en specifiek was en dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat was om de gevraagde gegevens te verstrekken. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.