ECLI:NL:CRVB:2017:1737
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen buiten behandeling gelaten aanvraag om bijstand wegens ontbrekende bankafschriften
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 22 september 2016 het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag ongegrond heeft verklaard. Appellant had van 17 september 2014 tot 1 juni 2015 bijstand ontvangen op grond van de Participatiewet en diende op 25 november 2015 een nieuwe aanvraag om bijstand in. Het college vroeg appellant om voor 10 december 2015 bankafschriften van al zijn rekeningen van de afgelopen zes maanden in te leveren. Appellant heeft echter slechts enkele bankafschriften van zijn ING-rekening ingeleverd en niet de gevraagde afschriften van zijn ABN AMRO-rekening.
Het college heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat appellant niet volledig aan de informatieverplichting had voldaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken om de aanvraag niet in behandeling te nemen, aangezien inzicht in de financiële positie van appellant noodzakelijk is voor de beoordeling van het recht op bijstand.
In hoger beroep herhaalt appellant zijn eerdere argumenten en stelt dat hij tijdig heeft voldaan aan het informatieverzoek. De Centrale Raad van Beroep bevestigt echter het oordeel van de rechtbank en stelt vast dat appellant geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die de eerdere beslissing zouden kunnen ondermijnen. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak.