ECLI:NL:CRVB:2017:186
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank in hoger beroep tegen besluiten van het dagelijks bestuur in sociale zekerheidszaken
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een appellant die algemene bijstand ontving op basis van de Participatiewet. Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling WerkSaam Westfriesland had in 2014 een brief gestuurd aan de appellant, waarin werd aangegeven dat er in overleg met hem een passend traject voor arbeidsinschakeling zou worden bepaald. Appellant maakte bezwaar tegen deze brief, maar het dagelijks bestuur verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en het bezwaar niet-ontvankelijk.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank niet bevoegd was om te oordelen over de bestreden besluiten, omdat deze al eerder door de Raad waren vernietigd. De Raad concludeerde dat de rechtbank zich onbevoegd had moeten verklaren en vernietigde de aangevallen uitspraak. Tevens werd bepaald dat het dagelijks bestuur het griffierecht aan appellant moest vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de bevoegdheden van de Centrale Raad van Beroep in sociale zekerheidszaken en de rol van de rechtbank in het proces.