ECLI:NL:CRVB:2017:187
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beslissing over bijzondere bijstand en dwangsom
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 1 april 2016, waarin het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor bijzondere bijstand niet-ontvankelijk werd verklaard. Appellant ontving op het moment van de aanvraag algemene bijstand en had op 29 april 2015 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van griffierecht. Na een ingebrekestelling op 16 juli 2015, heeft appellant op 17 juli 2015 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. Het college heeft uiteindelijk op 23 juli 2015 de bijzondere bijstand toegekend, maar stelde vast dat er geen dwangsom verschuldigd was omdat er binnen twee weken na de ingebrekestelling een beslissing was genomen.
De rechtbank verklaarde het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk, omdat appellant niet voldeed aan de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens werd het beroep tegen het besluit van 30 juli 2015 ongegrond verklaard, omdat het college tijdig had beslist. Appellant ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat appellant geen nieuwe argumenten had aangedragen die de eerdere uitspraak konden weerleggen. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.