ECLI:NL:CRVB:2017:2016
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de loongerelateerde WGA-uitkering en duurzaamheidscriteria in het kader van de Wet WIA
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de rechtbank het beroep tegen het besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. Appellant, die als asbestverwijderaar werkte, viel op 3 december 2012 uit wegens klachten van het bewegingsapparaat en vroeg op 6 november 2014 een loongerelateerde WGA-uitkering aan op basis van de Wet WIA. Het Uwv kende appellant een uitkering toe, maar oordeelde dat hij niet duurzaam arbeidsongeschikt was. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank onderschreef het oordeel van het Uwv en verklaarde het beroep ongegrond.
In hoger beroep herhaalt appellant zijn eerdere gronden en stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er redelijke verwachtingen waren voor verbetering van zijn belastbaarheid. Hij verwijst naar letsel aan zijn linkerhand door twee auto-ongevallen en de daaropvolgende behandelingen. De rechtbank had echter al vastgesteld dat de verzekeringsarts op basis van de beschikbare medische informatie terecht concludeerde dat er nog kansen op verbetering waren. Appellant heeft in hoger beroep geen nieuwe medische informatie ingediend die zijn stelling onderbouwt.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad benadrukt dat de rechtbank de gronden van appellant volledig en gemotiveerd heeft besproken en dat er geen aanleiding is om aan de eerdere oordelen te twijfelen. De uitspraak wordt openbaar gedaan op 7 juni 2017.