ECLI:NL:CRVB:2017:205
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loongerelateerde WGA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot haar loongerelateerde WGA-uitkering. Appellante, die sinds 15 januari 2010 arbeidsongeschikt is, heeft in 2012 een WGA-uitkering ontvangen, vastgesteld op 51,81%. Na verschillende meldingen van toegenomen arbeidsongeschiktheid, heeft het Uwv in 2013 de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw beoordeeld en vastgesteld op 45,4% tot 49,87%. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het Uwv heeft deze ongegrond verklaard. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellante gegrond verklaard, omdat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelt dat de verzekeringsartsen van het Uwv voldoende rekening hebben gehouden met de medische gegevens en dat er geen aanwijzingen zijn dat appellante niet in staat is om aan de geselecteerde voorbeeldfuncties te voldoen. De Raad concludeert dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) correct is en dat de arbeidsdeskundige de geschiktheid van de functies adequaat heeft onderbouwd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.