ECLI:NL:CRVB:2017:207
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een bezwaar van appellante tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 26 juni 2015, waarin haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) werd afgewezen. Appellante had op 30 september 2015 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Svb verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk wegens een niet verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank heeft het beroep van appellante gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten omdat het bezwaar te laat was ingediend.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij door de zorg voor haar zieke moeder niet in staat was om tijdig bezwaar in te stellen. Ter onderbouwing heeft zij verklaringen ingediend. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellante niet voldoende heeft aangetoond dat zij gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat was om een bezwaarschrift in te dienen. De Raad benadrukt dat appellante zelf verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van bezwaar en dat de omstandigheden rondom de zorg voor haar moeder niet voldoende zijn om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het bezwaar van appellante opnieuw niet-ontvankelijk. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door P. Vrolijk, in tegenwoordigheid van griffier G.J. van Gendt, en is openbaar uitgesproken op 20 januari 2017.