ECLI:NL:CRVB:2017:2108
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herhaalde aanvraag WAO-uitkering wegens gebrek aan nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak heeft appellant op 27 oktober 2009 een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft bij besluit van 7 december 2009 vastgesteld dat appellant geen recht heeft op een WAO-uitkering, omdat hij vanaf 19 september 1990 niet gedurende 52 weken onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest. Dit besluit is in rechte vast komen te staan. Op 29 augustus 2013 heeft appellant opnieuw een WAO-uitkering aangevraagd, maar het Uwv heeft bij besluit van 16 april 2014 aangegeven dat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd die aanleiding geven om van het eerdere besluit terug te komen.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, omdat appellant geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd. In hoger beroep heeft appellant gesteld dat zijn gezondheidstoestand aanmerkelijk slechter is dan eerder door het Uwv werd aangenomen, maar het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak geoordeeld dat het Uwv terecht heeft geweigerd appellant een WAO-uitkering toe te kennen, omdat appellant niet aan de voorwaarden voldoet. De Raad heeft vastgesteld dat appellant zijn verzoek niet heeft onderbouwd en dat er geen nieuwe (medische) gegevens zijn ingediend die de eerdere besluiten zouden kunnen wijzigen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.