ECLI:NL:CRVB:2017:211

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 januari 2017
Publicatiedatum
20 januari 2017
Zaaknummer
16-1761 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens overschrijding bezwaartermijn in kinderbijslagzaak

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 5 februari 2016 haar beroep ongegrond verklaarde. De zaak betreft een aanvraag voor dubbele kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor haar zoon, die intensieve zorg nodig heeft. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had in een besluit van 5 oktober 2015 meegedeeld dat appellante niet in aanmerking kwam voor dubbele kinderbijslag, maar wel voor voortzetting van de enkelvoudige kinderbijslag. Het bezwaar dat appellante hiertegen indiende, werd door de Svb op 23 november 2015 ontvangen, maar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.

De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift te laat was ingediend en dat er geen redenen waren om aan te nemen dat appellante niet in verzuim was geweest. In hoger beroep voerde appellante aan dat de medische toestand van haar zoon aanleiding gaf voor dubbele kinderbijslag en dat zij verslagen van verschillende onderzoeken had ingediend ter onderbouwing van haar verzoek. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend, aangezien het pas op 23 november 2015 door de Svb was ontvangen, terwijl de bezwaartermijn op 17 november 2015 eindigde. De Raad concludeerde dat appellante niet redelijkerwijs in staat was geweest om tijdig een bezwaarschrift in te dienen, ondanks haar argumenten over haar hectische leven en administratieve problemen.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door P. Vrolijk, in tegenwoordigheid van griffier G.J. van Gendt, en werd openbaar uitgesproken op 20 januari 2017.

Uitspraak

16/1761 AKW
Datum uitspraak: 20 januari 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 februari 2016, 15/8376 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam. Met een brief van
16 maart 2016 heeft de rechtbank dit hoger beroepschrift doorgezonden aan de Raad, omdat niet zij, maar de Raad bevoegd is van dit hoger beroep kennis te nemen.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2016. Appellante is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Oudenes.

OVERWEGINGEN

1. Appellante heeft een “Aanvraag tweemaal kinderbijslag voor thuiswonende kinderen die intensieve zorg nodig hebben” ten behoeve van haar zoon [A.], geboren [in] 2010 ingezonden op 31 juli 2015. Met een besluit van 5 oktober 2015 heeft de Svb appellante laten weten dat zij niet voor dubbele kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) in aanmerking komt, wel voor voortzetting van de enkelvoudige. Het bezwaar hiertegen is door de Svb op 23 november 2015 ontvangen. Met een beslissing van 4 december 2015 (bestreden besluit) is het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Uit de van toepassing zijnde artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Evenmin zijn er redenen om te kunnen concluderen dat redelijkerwijs geoordeeld moet worden dat appellante niet in verzuim is geweest.
3. In hoger beroep heeft appellante met name aangevoerd dat de medische toestand van haar zoon dusdanig is dat zij voor dubbele kinderbijslag in aanmerking dient te komen. Ter onderbouwing heeft zij verslagen van verschillende onderzoeken ingezonden.
4.1.
Appellante kan hierin niet gevolgd worden. Voordat aan de inhoudelijke behandeling van een bezwaar toegekomen kan worden, dient een bezwaarschrift aan een aantal formele voorwaarden te voldoen. Eén van deze voorwaarden is, dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend. Op grond van de artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb dient het bezwaarschrift uiterlijk zes weken gerekend vanaf de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, door het bestuursorgaan te zijn ontvangen. In dit geding is de bezwaartermijn begonnen op 6 oktober 2015 en geëindigd op 17 november 2015. Uit de stukken blijkt dat het bezwaarschrift op 23 november 2015 door de Svb is ontvangen. Op grond van het tweede lid van artikel 6:9 van de Awb is een bezwaarschrift ook nog tijdig ingediend indien het voor het einde van de bezwaartermijn ter post is bezorgd en binnen een week na afloop van die termijn door het bestuursorgaan is ontvangen. Uit de stukken blijkt echter dat de envelop waarin het bezwaarschrift is verzonden gedateerd is 22 november 2015, zodat geconstateerd moet worden dat het bezwaarschrift niet voor het einde van de bezwaartermijn ter post is bezorgd.
4.2.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij een hectisch leven leidde ten tijde in geding en haar administratie niet op orde had. Dit zijn echter geen redenen op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat zij redelijkerwijs niet in staat is geweest tijdig een, eventueel pro forma, bezwaarschrift in te zenden. Hieruit volgt dat de rechtbank terecht het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond heeft verklaard en de Svb het bezwaarschrift op juiste gronden in het bestreden besluit niet-ontvankelijk heeft verklaard. De door appellante ingezonden onderzoeksverslagen ten aanzien van de gezondheidstoestand van haar zoon kunnen in dit geding dan ook niet besproken worden.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door P. Vrolijk, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2017.
(getekend) P. Vrolijk
(getekend) G.J. van Gendt

UM