ECLI:NL:CRVB:2017:2111
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die als tuinbouwmedewerker werkte, had zich op 29 november 2011 ziek gemeld vanwege lichamelijke en psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat de appellant met ingang van 26 november 2013 minder dan 35% arbeidsongeschikt was en had zijn aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat zijn schouderproblemen al bestonden en dat de functies die hem waren aangeboden niet geschikt waren. Het Uwv heeft in reactie hierop rapporten ingediend van verzekeringsartsen die de medische situatie van de appellant hebben beoordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de medische grondslag van het bestreden besluit terecht heeft onderschreven. De verzekeringsartsen hebben de relevante informatie van de behandelend sector in hun beoordeling meegenomen en hebben geen aanleiding gezien om de mate van arbeidsongeschiktheid van de appellant te herzien.
De Raad concludeert dat de functies die aan de schatting ten grondslag zijn gelegd medisch geschikt zijn voor de appellant en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.