ECLI:NL:CRVB:2017:212

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 januari 2017
Publicatiedatum
20 januari 2017
Zaaknummer
15-4882 WWAJ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de ingangsdatum van de Wajong-uitkering en de toepassing van de Wet Wajong

In deze zaak heeft appellante, geboren op 13 augustus 1993, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 mei 2015. De rechtbank had het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard. Appellante had een aanvraag ingediend voor arbeids- en inkomensvoorziening op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). Het Uwv had op 14 mei 2014 aan appellante met ingang van 8 juli 2014 een Wajong-uitkering toegekend, waarbij het Uwv had vastgesteld dat appellante volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. Appellante was het niet eens met de ingangsdatum van de uitkering en stelde dat deze eerder had moeten ingaan, omdat zij al op haar zeventiende jaar volledig arbeidsongeschikt was. De Raad overwoog dat de ingangsdatum van de Wajong-uitkering door het Uwv terecht was vastgesteld op 8 juni 2014, en dat de artikelen 2:15 en 2:39 van de Wet Wajong bepalen dat zowel het recht op arbeidsondersteuning als het recht op inkomensondersteuning niet met terugwerkende kracht kunnen worden toegekend. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.

Uitspraak

15/4882 WWAJ
Datum uitspraak: 20 januari 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 mei 2015, 14/6718 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.J. Aanen, werkzaam bij ARAG rechtsbijstand, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 december 2016. Voor appellante is verschenen mr. W.F.C. Vogel, werkzaam bij ARAG rechtsbijstand. Tevens was aanwezig dhr. W.J.P. Edelijn, vader van appellante. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J. Reith.

OVERWEGINGEN

1.1
Appellante, geboren op 13 augustus 1993, heeft een aanvraag ingediend om arbeids- en inkomensvoorziening op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong).
1.2
Bij besluit van 14 mei 2014 is aan appellante met ingang van 8 juli 2014 een
Wajong-uitkering toegekend. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
1.3
Bij beslissing op bezwaar van 14 augustus 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante, dat was gericht tegen de ingangsdatum van de uitkering, ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de uitkering eerder moet ingaan omdat zij al op haar zeventiende jaar al volledig arbeidsongeschikt was. Appellante acht het niet redelijk en rechtvaardig dat haar pas een uitkering is toegekend vanaf het moment van de aanvraag.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1.
In geschil is of de ingangsdatum van de Wet Wajong-uitkering door het Uwv terecht is vastgesteld op 8 juni 2014.
4.2.
Op de aanvraag van appellante zijn de bepalingen uit hoofdstuk 2 van de Wet Wajong van toepassing.
4.3.
Ingevolge artikel 2:15, eerste lid, van de Wet Wajong heeft de jonggehandicapte op aanvraag recht op arbeidsondersteuning op grond van hoofdstuk 2. Het tweede lid bepaalt dat het recht op arbeidsondersteuning op grond van dit hoofdstuk ontstaat op de dag dat aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, wordt voldaan doch niet eerder dan zestien weken na de dag waarop de aanvraag om het recht op arbeidsondersteuning, bedoeld in dit artikel, werd ingediend.
4.4.
Artikel 2:39, eerste lid, van de Wet Wajong bepaalt dat de jonggehandicapte die recht heeft op arbeidsondersteuning op aanvraag inkomensondersteuning ontvangt met ingang van de dag waarop de aanvraag werd ingediend, doch niet voor de dag waarop recht op arbeidsondersteuning ontstaat.
4.5.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat uit de artikelen 2:15 en 2:39 van de Wet Wajong volgt dat zowel het recht op arbeidsondersteuning als het recht op inkomensondersteuning niet met terugwerkende kracht kunnen worden toegekend. Dit is vaste rechtspraak van de Raad, neergelegd in onder meer de uitspraak van 11 januari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BY8452.
4.6.
Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door L. Koper, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2017.
(getekend) L. Koper
(getekend) M.S.E.S. Umans

UM