ECLI:NL:CRVB:2017:212
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de ingangsdatum van de Wajong-uitkering en de toepassing van de Wet Wajong
In deze zaak heeft appellante, geboren op 13 augustus 1993, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 mei 2015. De rechtbank had het beroep tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard. Appellante had een aanvraag ingediend voor arbeids- en inkomensvoorziening op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). Het Uwv had op 14 mei 2014 aan appellante met ingang van 8 juli 2014 een Wajong-uitkering toegekend, waarbij het Uwv had vastgesteld dat appellante volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was. Appellante was het niet eens met de ingangsdatum van de uitkering en stelde dat deze eerder had moeten ingaan, omdat zij al op haar zeventiende jaar volledig arbeidsongeschikt was. De Raad overwoog dat de ingangsdatum van de Wajong-uitkering door het Uwv terecht was vastgesteld op 8 juni 2014, en dat de artikelen 2:15 en 2:39 van de Wet Wajong bepalen dat zowel het recht op arbeidsondersteuning als het recht op inkomensondersteuning niet met terugwerkende kracht kunnen worden toegekend. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde.