ECLI:NL:CRVB:2017:2845

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 augustus 2017
Publicatiedatum
18 augustus 2017
Zaaknummer
16/1530 AOR
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid op basis van de Algemene Oorlogsongevallenregeling

In deze zaak heeft appellant beroep ingesteld tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad, waarbij zijn aanvraag voor aanspraken op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR) werd afgewezen. Appellant, geboren in 1946, had in december 2014 een aanvraag ingediend en was in november 2015 als oorlogsslachtoffer aanvaard. De Raad heeft vastgesteld dat appellant (psychisch) oorlogsletsel heeft, maar dat dit leidt tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van 50%, terwijl appellant stelt dat hij 80-100% arbeidsongeschikt is. De Raad oordeelt dat de AOR zich beperkt tot oorlogsgerelateerde klachten, terwijl voor reguliere uitkeringen alle klachten meetellen. De geneeskundig adviseurs hebben geconcludeerd dat de klachten van appellant niet uitsluitend aan de oorlogservaringen zijn toe te schrijven, maar ook andere oorzaken hebben. De Raad komt tot de conclusie dat het bestreden besluit in stand kan blijven en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, met J. Tuit als griffier, op 18 augustus 2017.

Uitspraak

16/1530 AOR
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
Datum uitspraak: 18 augustus 2017
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 27 januari 2016, kenmerk BZ01941464 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend,.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juli 2017. Appellant is verschenen, bijgestaan door M.R. Masela. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. I. Pieterse.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren in 1946, heeft in december 2014 bij verweerder een aanvraag ingediend om aanspraken op grond van de AOR.
1.2.
Bij besluit van 17 november 2015 is appellant aanvaard als oorlogsslachtoffer in de zin van de AOR. Vastgesteld is dat hij (psychisch) oorlogsletsel heeft als gevolg waarvan sprake is van een ongeschiktheid voor het verrichten van passende arbeid voor 50%. Het tegen dit besluit ingediende bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
2. In beroep, evenals in bezwaar, stelt appellant zich op het standpunt dat sprake is
van 80-100% arbeidsongeschiktheid, gelijk aan het percentage dat ten grondslag ligt aan de arbeidsongeschiktheidsuitkering die hij tot zijn pensionering uitbetaald heeft gekregen.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Anders dan appellant kennelijk veronderstelt, is verweerder niet afgeweken van het arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100 zoals dat ten grondslag lag aan de arbeidsongeschiktheidsuitkering van appellant. De geneeskundig adviseur R.J. Roelofs, arts, die appellant naar aanleiding van zijn aanvraag heeft onderzocht, heeft appellant qua invaliditeit immers ingedeeld in klasse V (100%).
3.2.
Anders dan in geval van een reguliere arbeidsongeschiktheidsuitkering, kunnen in het kader van de AOR alleen die medische klachten een rol spelen die zijn terug te voeren op de relevante oorlogservaringen. Roelofs heeft geoordeeld dat van de op 100% te stellen algemene invaliditeit de helft aan die oorlogservaringen is toe te schrijven. De met die ervaringen verband houdende arbeidsongeschiktheid voor het verrichten van passende arbeid (administratief medewerker) is door Roelofs eveneens gesteld op 50%.
3.3.
Dat het arbeidsongeschiktheidspercentage op grond van de AOR lager uitvalt dan het percentage dat ten grondslag lag aan de arbeidsongeschiktheidsuitkering, berust dus niet op een verschil tussen de medische beoordelingen zoals die op grond van de van toepassing zijnde regelingen zijn uitgevoerd, maar op het gegeven dat de AOR zich beperkt tot oorlogsgerelateerde klachten, terwijl voor een reguliere arbeidsongeschiktheidsuitkering alle klachten meetellen.
3.4.
Roelofs, en in zijn navolging de in bezwaar geconsulteerde geneeskundig adviseur, de arts G.L.G. Kho, hebben onder meer gewezen op de psychische klachten en invaliditeit die het gevolg zijn van het opgroeien van appellant in een gezin met een zeer strenge vader. Deze klachten kunnen niet als causaal aan de oorlogservaringen worden aanvaard.
3.5.
In de beschikbare medische gegevens zijn geen aanknopingspunten te vinden om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt dat verweerder, in het voetspoor van zijn geneeskundig adviseurs, heeft ingenomen. De adviseurs hebben inzichtelijk beargumenteerd dat de klachten van appellant meerdere oorzaken hebben. Appellant heeft op zichzelf beschouwd ook niet zo zeer weersproken dat ook andere ervaringen dan zijn oorlogsverleden tot zijn psychische klachten hebben bijgedragen. Er zijn geen objectieve medische gegevens die tot een andere verdeling moeten leiden.
3.6.
Het voorgaande brengt mee dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het beroep van appellant moet daarom ongegrond worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van J. Tuit als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2017.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) J. Tuit

HD