ECLI:NL:CRVB:2017:2851

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 augustus 2017
Publicatiedatum
18 augustus 2017
Zaaknummer
16/5385 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op partnertoeslag onder de AOW na toekenning ouderdomspensioen

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die op 13 juli 2016 het beroep van appellant tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) ongegrond heeft verklaard. Appellant, geboren in 1950, is sinds 1977 gehuwd en heeft met ingang van oktober 2015 recht op een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Hij heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Svb, waarin geen partnertoeslag is toegekend, en dit bezwaar is ongegrond verklaard op 9 december 2015. De Svb stelde dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor de partnertoeslag, zoals neergelegd in artikel 8, eerste lid van de AOW, omdat hij na 1 januari 2015 recht heeft op een ouderdomspensioen.

Tijdens de zitting op 7 juli 2017 is appellant niet verschenen, maar de Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij recht heeft op partnertoeslag omdat zijn vrouw geen werk en inkomsten heeft. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat appellant geen recht heeft op de partnertoeslag. De Raad bevestigt dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 8, eerste lid van de AOW, omdat hij pas in oktober 2015 recht heeft op een ouderdomspensioen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

16/5385 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
13 juli 2016, 16/63 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] , Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 18 augustus 2017
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2017. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, geboren [in] 1950, is sinds 1977 gehuwd met [naam] , geboren in 1961. Bij besluit van 28 augustus 2015 is op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aan appellant met ingang van oktober 2015 een ouderdomspensioen toegekend. Tegen dit besluit is bezwaar gemaakt op de grond dat ten onrechte geen partnertoeslag is toegekend.
1.2.
Het bezwaar is bij besluit van 9 december 2015 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat appellant niet voldoet aan de in artikel 8, eerste lid, van de AOW neergelegde voorwaarden voor toekenning van een partnertoeslag omdat hij na 1 januari 2015 recht heeft op een ouderdomspensioen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij recht heeft op partnertoeslag omdat zijn vrouw geen werk en inkomsten heeft.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of de rechtbank bij de aangevallen uitspraak terecht het standpunt van de Svb heeft onderschreven dat appellant geen recht heeft op een partnertoeslag omdat hij na 1 januari 2015 recht heeft op een ouderdomspensioen.
4.2.
In artikel 8, eerste lid, van de AOW is, voor zover van belang, neergelegd dat de pensioengerechtigde die voor 1 januari 2015 is gehuwd en voor die datum recht heeft op ouderdomspensioen en van wie de echtgenoot jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd, overeenkomstig de bepalingen van deze wet recht heeft op een toeslag. Nu appellant eerst met ingang van oktober 2015 recht heeft op een ouderdomspensioen, voldoet hij niet aan de in artikel 8, eerste lid van de AOW vermelde voorwaarden. Om deze reden slaagt het hoger beroep niet en wordt de aangevallen uitspraak bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door L. Koper, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2017.
(getekend) L. Koper
(getekend) J.W.L. van der Loo

AB