Uitspraak
OVERWEGINGEN
[naam pensioen] dat de partner ontvangt terecht in aanmerking is genomen.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant, geboren in 1945, ontving sinds mei 2010 een AOW-pensioen naar de norm voor alleenstaanden, terwijl hij ook een pensioen ontving van een stichting, dat bij echtscheiding was verevend met zijn voormalige echtgenote. Na een melding van samenwoning met zijn ex-partner, heeft de Sociale verzekeringsbank (Svb) het AOW-pensioen aangepast naar de norm voor gehuwden, zonder recht op een partnertoeslag. Appellant heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
In maart 2015 heeft appellant een partnertoeslag aangevraagd, maar de Svb heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die recht gaven op de toeslag. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, met de overweging dat het inkomen van de partner, inclusief het verevende pensioen, correct was meegeteld. Appellant betwistte dit en stelde dat het pensioen als alimentatie moest worden gezien.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat de Svb terecht had geconcludeerd dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren. De Raad benadrukte dat het gedeelte van het pensioen dat de partner ontvangt, moet worden aangemerkt als inkomen in de zin van de Algemene inkomensbesluit sociale-zekerheidswetten (AISZ). De Raad concludeerde dat het AISZ geen ruimte laat om dit gedeelte van het pensioen buiten beschouwing te laten, ongeacht de argumentatie van appellant over alimentatie. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.