ECLI:NL:CRVB:2017:2853

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 augustus 2017
Publicatiedatum
18 augustus 2017
Zaaknummer
16/733 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van schuldig nalatig verklaring en herziening AOW-pensioen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A.K. Ramdas, had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) die hem op 27 januari 2014 schuldig nalatig had verklaard over het jaar 2007. Dit besluit had formele rechtskracht gekregen na de beslissing op bezwaar van 30 juni 2014, waartegen geen rechtsmiddel was aangewend.

De Svb had eerder aan appellant een AOW-pensioen toegekend, maar na de schuldig nalatig verklaring werd dit pensioen herzien naar 98% van het maximale AOW-pensioen. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de korting op het AOW-pensioen terecht was toegepast. Appellant voerde in hoger beroep aan dat hij niet schuldig nalatig was geweest in het betalen van premies over het jaar 2007.

De Raad oordeelde dat het besluit van 27 januari 2014, dat appellant schuldig nalatig verklaarde, met recht aan het bestreden besluit ten grondslag was gelegd. De Raad kwam tot de conclusie dat de stelling van appellant dat hij de verschuldigde premies had voldaan niet ter bespreking kwam, aangezien het besluit van 27 januari 2014 formele rechtskracht had. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees de verzoeken van appellant af. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

16/733 AOW
Datum uitspraak: 18 augustus 2017
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
17 december 2015, 14/5569 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.K. Ramdas, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2017. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Ramdas. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 13 maart 2008 heeft de Svb aan appellant met ingang van augustus 2008 een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend. Bij besluit van 27 januari 2014 heeft de Svb appellant 100% schuldig nalatig verklaard over het jaar 2007. Bij besluit van 30 juni 2014 is het bezwaar tegen het besluit van 27 januari 2014 niet-ontvankelijk verklaard. Tegen het besluit van 30 juni 2014 is geen rechtsmiddel aangewend.
1.2.
Bij besluit van 9 mei 2014 heeft de Svb in verband met de schuldig nalatig verklaring het aan appellant toegekende AOW-pensioen met ingang van augustus 2008 herzien naar 98% van het maximale AOW-pensioen. Bij besluit van eveneens 9 mei 2014 is het over de periode van augustus 2008 tot en met april 2014 onverschuldigd betaalde pensioen van appellant teruggevorderd.
1.3.
Bij beslissing op bezwaar van 23 juli 2014 (bestreden besluit) heeft de Svb de besluiten van 9 mei 2014 gehandhaafd.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat, omdat appellant voor het jaar 2007 schuldig nalatig is verklaard, het AOW-pensioen op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder b, van de AOW met 2% is gekort. Van dringende redenen om van herziening en terugvordering af te zien is niet gebleken.
3. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij niet schuldig nalatig is geweest premies te betalen over het jaar 2007.
4. De Raad stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het besluit van 27 januari 2014, waarbij appellant schuldig nalatig is verklaard, met de beslissing op bezwaar van 30 juni 2014 formele rechtskracht heeft gekregen. Dit betekent dat uitgegaan wordt van de juistheid van dat besluit. Dit heeft als gevolg dat het besluit van 27 januari 2014 door de Svb dan ook met recht aan het bestreden besluit ten grondslag is gelegd. Aan een bespreking van de stelling dat appellant de verschuldigde premies wel heeft voldaan en hij om die reden niet schuldig nalatig is, komt de Raad in het kader van de vraag of terecht een korting is toegepast niet toe. Het ligt op de weg van appellant om bij de Svb een verzoek om terug te komen van het besluit van 27 januari 2014 in te dienen, indien hij meent dat daartoe aanleiding bestaat. Hieruit volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door L. Koper, in tegenwoordigheid van J.W.L. van der Loo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2017.
(getekend) L. Koper
(getekend) J.W.L. van der Loo

AB