Uitspraak
OVERWEGINGEN
13 november 2009 toegenomen klachten. Overgelegd is een brief van de behandelend revalidatiearts van 20 november 2013, een verslag van een radiologisch onderzoek wervelkolom lumbaal van 29 augustus 2013 en een brief van de behandelend cardioloog van
5 april 2013. Bij besluit van 28 februari 2014, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van
11 augustus 2014 (bestreden besluit), heeft het Uwv geweigerd de WAO-uitkering per
11 november 2011 te herzien, op de grond dat er per 11 november 2011 (104 weken na
13 november 2009) geen sprake is van toegenomen beperkingen uit dezelfde oorzaak.
8 augustus 2014, 2 februari 2015 en 17 juli 2015 overtuigend gemotiveerd dat in vergelijking met eerdere beoordelingen er geen relevante nieuwe gegevens aan het licht zijn gekomen van een progressie van de onderliggende aandoeningen aan de wervelkolom. Uit de informatie van de revalidatiearts blijkt dat appellant chronisch lage rugklachten heeft met een duidelijke tendomyogene component, zonder duidelijke specifieke (spier/pees)verklaring. Met de door deze specialist vastgestelde beperkte en pijnlijke rugfunctie was reeds rekening gehouden in het belastbaarheidspatroon in 2000. Daarnaast is sprake van psychosociale factoren zoals vermijding. Uit de informatie van de behandelend neuroloog blijkt dat bij de jaarlijkse controles het neurologisch beeld stabiel blijft. Het door de neuroloog beschreven mogelijke conussyndroom was reeds door een verzekeringsarts in 1993 genoemd en een mogelijke kanaalstenose is niet geobjectiveerd.