ECLI:NL:CRVB:2017:3385
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid tot buiten behandeling stellen van een aanvraag voor bijstand op basis van onvoldoende gegevens
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een aanvraag voor bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) door betrokkene, die op 27 mei 2014 was ingediend. De gewenste ingangsdatum was 28 april 2014. Het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch, als appellant, had de aanvraag buiten behandeling gesteld op basis van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat betrokkene naar hun mening geen objectieve en verifieerbare gegevens had verstrekt over zijn hypotheekschuld.
De rechtbank heeft in haar eerdere uitspraak geoordeeld dat het college niet bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De rechtbank oordeelde dat de door betrokkene verstrekte gegevens, waaronder een exceloverzicht van de hypotheekschuld en brieven van de ING, voldoende waren om inzicht te krijgen in de financiële situatie van betrokkene. De rechtbank concludeerde dat het college inhoudelijk op de aanvraag had moeten beslissen, ondanks dat zij de gegevens niet objectief en verifieerbaar achtte.
In hoger beroep heeft het college zich tegen deze uitspraak gekeerd, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven. De Raad oordeelde dat het college had moeten aangeven welke specifieke gegevens zij nog nodig had om de aanvraag te kunnen beoordelen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van het college niet slaagde. De Raad benadrukte dat het college de verantwoordelijkheid had om duidelijk te maken welke informatie zij nodig had om de aanvraag te kunnen behandelen.