ECLI:NL:CRVB:2017:3453
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake bijstandsverlening en procesbelang in het bestuursrecht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam ongegrond werd verklaard. Appellant ontving bijstand op basis van de Participatiewet, maar zijn bijstandsbedrag werd verlaagd omdat hij een medebewoner had, zijn partner, die geen geldige verblijfstitel had. Appellant verzocht om wijziging van zijn bijstandsnorm naar de norm voor een gezin, wat door het college werd ingewilligd. Echter, zijn bezwaar tegen de eerdere verlaging van de bijstand werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen procesbelang meer had. De rechtbank bevestigde deze beslissing, maar appellant ging in hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de rechtbank een kennelijke misslag had gemaakt in haar dictum. De Raad oordeelde dat appellant wel degelijk belang had bij de beoordeling van de bestreden besluiten, omdat hij verzocht om vergoeding van de kosten in bezwaar. De Raad concludeerde dat het college terecht geen vergoeding had toegekend, omdat de besluiten niet onrechtmatig waren. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde de beroepen ongegrond, zonder het college te veroordelen in de kosten van appellant voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.