ECLI:NL:CRVB:2017:35
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de Functionele Mogelijkhedenlijst in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aanvroeg, was het niet eens met de beoordeling van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over zijn functionele mogelijkheden. De rechtbank had geoordeeld dat het Uwv in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 11 juni 2014 voldoende rekening had gehouden met de beperkingen van de appellant. De appellant stelde dat zijn beperkingen waren onderschat en dat de geselecteerde functies voor hem ongeschikt waren.
De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld. De Raad stelde vast dat het Uwv in de FML rekening had gehouden met de medische klachten van de appellant en dat de geselecteerde functies medisch gezien geschikt waren. De Raad bevestigde dat de rapporten van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige voldoende onderbouwd waren en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarbij het bezwaar van de appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond was verklaard. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd gedaan in het openbaar.