ECLI:NL:CRVB:2017:3612
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening AOW-pensioen en toekenning partnertoeslag in het kader van gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant ontving sinds 26 mei 2013 een onvolledig ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) en een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling). De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft appellant verzocht om informatie over zijn gezamenlijke huishouding met [X], die sinds 30 april 2014 op hetzelfde adres stond ingeschreven. Na het indienen van de benodigde formulieren heeft de Svb besloten om het AOW-pensioen van appellant te herzien en een partnertoeslag toe te kennen, wat leidde tot een wijziging van de AIO-aanvulling.
De Svb verklaarde de bezwaren van appellant tegen deze besluiten ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit eveneens ongegrond verklaard. In hoger beroep betwistte appellant dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding met [X]. De Raad heeft vastgesteld dat appellant en [X] in de relevante periode op hetzelfde adres woonden, maar de kern van de zaak was of er sprake was van wederzijdse zorg. De Raad concludeerde dat de door appellant gegeven antwoorden op de formulieren voldoende basis boden voor de conclusie van de Svb dat er sprake was van wederzijdse zorg.
De Raad oordeelde dat de beroepsgronden van appellant niet slaagden, onder andere omdat hij de formulieren had laten invullen door zijn boekhouder, die de Nederlandse taal machtig was. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 oktober 2017.