Uitspraak
OVERWEGINGEN
4 augustus 2014. Vervolgens is een arbeidsdeskundige in een rapport van 11 augustus 2014 tot de conclusie gekomen dat appellante niet meer geschikt is voor haar eigen werk maar nog wel geschikt is voor een drietal andere functies. Op basis van deze drie functies heeft hij een mate van arbeidsongeschiktheid berekend van minder dan 35%. Bij besluit van 15 augustus 2014 heeft het Uwv vastgesteld dat appellante met ingang van 7 oktober 2014 geen recht heeft op een WIA-uitkering.
19 februari 2015 (bestreden besluit) heeft het Uwv het door appellante tegen het besluit van 15 augustus 2014 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
10 februari 2015 vastgestelde FML, geschikt zijn voor appellante. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard.
10 februari 2015 juist heeft vastgesteld, wordt eveneens onderschreven. In zijn rapport van
16 december 2014 heeft hij beperkingen aangenomen als gevolg van artrose aan rechterknie en nek, klachten van de linkerhand en chronische klachten van droge ogen. Voorts heeft hij, uit energetisch oogpunt, beperkingen aangenomen voor het verrichten van fysieke inspanningen. Daarmee heeft hij beperkingen vastgesteld die op grond van de beschikbare medische gegevens niet voor onjuist kunnen worden gehouden. Voor verdergaande beperkingen als gevolg van artrose aan handen, schouders en voeten, heeft hij geen aanleiding gevonden omdat uit beeldvormend onderzoek is gebleken dat er bij deze lichaamsdelen geen sprake is van artrose. Voor beperkingen als gevolg van de psychische klachten en de visusklachten heeft hij evenmin aanleiding gevonden beperkingen op te nemen in de FML. Daartoe heeft hij overwogen dat er bij appellante geen sprake is van een psychische stoornis en dat er voor wat betreft de visusklachten sprake is van een geringe netvliesafwijking met behoud van gezichtsvermogen. Hij heeft verder uiteengezet dat er geen reden is voor een urenbeperking, omdat er voor de vermoeidheidsklachten geen somatische verklaring aanwijsbaar is. Ook deze beoordelingen kunnen op grond van de beschikbare medische gegevens niet voor onjuist worden gehouden. De beroepsgrond van appellante dat zij meer beperkingen heeft is met de bevindingen van de verzekeringsarts bezwaar en beroep afdoende weerlegd. Niet wordt ingezien dat wat appellante heeft gesteld over bevindingen van de verzekeringsarts die haar in 2012 in het kader van de Ziektewet heeft onderzocht, betekenis heeft voor de vaststelling van haar beperkingen in het kader van de WIA-beoordeling in 2014. De in hoger beroep overgelegde medische informatie leidt niet tot een ander oordeel dan de rechtbank heeft gegeven. Ook deze informatie roept geen twijfel op aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. Er is dan ook geen aanleiding om, zoals appellante heeft verzocht, een deskundige te benoemen.
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.