Uitspraak
OVERWEGINGEN
30 oktober 2015.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin werd geoordeeld dat appellante geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet WIA. Appellante, die als opvoedadviseur werkte, heeft zich ziek gemeld met psychische klachten en fibromyalgie. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft in 2014 vastgesteld dat appellante geen recht op uitkering had, gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat de medische rapporten zorgvuldig zijn opgesteld en dat er geen reden is om te twijfelen aan de geschiktheid van de geselecteerde functies voor appellante. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar klachten zijn onderschat, maar de Raad heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de conclusies van de verzekeringsartsen juist zijn. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, waarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand zijn gelaten. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.