ECLI:NL:CRVB:2017:3795
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om medische voorzieningen in verband met osteoporose en fysiotherapie
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1944, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, waarin haar aanvraag voor medische voorzieningen in verband met osteoporose en fysiotherapie werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het standpunt dat de gevraagde voorzieningen niet in verband stonden met de uit de vervolging voortvloeiende klachten. Appellante was erkend als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) en had eerder al verschillende voorzieningen ontvangen, maar niet voor osteoporose.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 2 november 2017 behandeld. Tijdens de zitting op 21 september 2017 was appellante niet verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel. De Raad heeft overwogen dat de osteoporose van appellante niet in verband kan worden gebracht met de vervolging, omdat niet is aangetoond dat zij tijdens haar onderduikperiode als baby onvoldoende beweging heeft gehad. De Raad heeft het beleid van de Sociale verzekeringsbank inzake osteoporose in overweging genomen, waarbij strikte voorwaarden gelden voor het aanvaarden van een causaal verband.
Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het bestreden besluit in stand kan blijven en heeft het beroep ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van griffier L.V. van Donk, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.