ECLI:NL:CRVB:2017:3916
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake recht op ziekengeld en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag. Appellante, die als agrarisch medewerkster werkte, had zich op 28 augustus 2014 ziek gemeld na het beëindigen van haar dienstverband op 17 mei 2014. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellante per 11 februari 2015 en later per 30 oktober 2015 geschikt was voor haar werkzaamheden, en heeft haar recht op ziekengeld beëindigd. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar zowel het Uwv als de rechtbank hebben haar beroep ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat haar klachten en beperkingen zijn onderschat, met name haar lichamelijke klachten aan de rechterarm en -schouder, en psychische klachten zoals somberheid. De Raad heeft de argumenten van appellante beoordeeld en geconcludeerd dat de eerdere oordelen van de rechtbank juist zijn. De Raad heeft vastgesteld dat er voldoende medische en arbeidskundige grondslagen zijn voor de besluiten van het Uwv. De hoger beroepen zijn dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraken zijn bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.