ECLI:NL:CRVB:2017:3919
Centrale Raad van Beroep
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Wet WIA
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 10 november 2017, wordt het bestreden besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) beoordeeld. Appellante, die als keukenassistente heeft gewerkt, heeft zich op 27 april 2012 ziek gemeld met schouderklachten. Het Uwv heeft in eerdere besluiten vastgesteld dat appellante met ingang van 25 april 2014 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en heeft haar bezwaar tegen dit besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft deze beslissing bevestigd.
In hoger beroep heeft appellante gesteld dat haar beperkingen ernstiger zijn dan het Uwv heeft aangenomen, en heeft zij een rapport van haar bedrijfsarts overgelegd. Het Uwv heeft vervolgens zijn standpunt herzien en vastgesteld dat appellante met ingang van 25 april 2014 recht heeft op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar niet op een IVA-uitkering, omdat haar arbeidsongeschiktheid niet duurzaam zou zijn.
De Raad heeft in deze uitspraak geoordeeld dat het Uwv onvoldoende concrete en deugdelijke onderbouwing heeft gegeven voor zijn standpunt dat de arbeidsongeschiktheid van appellante niet duurzaam was. De Raad heeft het Uwv opgedragen om binnen zes weken het gebrek in het besluit van 2 juni 2017 te herstellen, zodat er een finale beslechting van het geschil kan plaatsvinden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid, waarbij de medische situatie van de betrokken verzekerde op het moment van beoordeling centraal staat.