ECLI:NL:CRVB:2017:4050
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake geschiktheid voor arbeid en toegenomen beperkingen door medicijngebruik
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake zijn recht op ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Appellant, die als manager acquisitie werkte, meldde zich op 25 maart 2013 ziek met psychische klachten en pijnklachten. Het Uwv heeft appellant in eerste instantie ziekengeld toegekend, maar concludeerde later dat hij per 25 mei 2014 geen recht meer had op ziekengeld omdat hij meer dan 65% van zijn loon kon verdienen. Appellant meldde zich opnieuw ziek op 8 september 2014, nu als vertegenwoordiger/Key-accountmanager voor 32 uur per week. Na een beoordeling door een verzekeringsarts concludeerde het Uwv dat appellant geschikt was voor deze functie, wat leidde tot een nieuw besluit om het ziekengeld te beëindigen.
Appellant ging in beroep tegen dit besluit, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep voerde appellant aan dat het gebruik van het medicijn Tamsulosine zijn geschiktheid voor de functie beïnvloedde. Hij stelde dat dit medicijn invloed had op zijn hartritme en leidde tot psychische klachten, wat zijn beperkingen vergrootte. Het Uwv betwistte deze claims en stelde dat er geen medische basis was voor de stelling dat het medicijn de beperkingen had vergroot.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant er niet in was geslaagd een directe relatie aan te tonen tussen het gebruik van Tamsulosine en de door hem geclaimde toegenomen beperkingen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. Wel werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die op € 990,- werden begroot. De uitspraak werd openbaar gedaan op 21 november 2017.