ECLI:NL:CRVB:2017:4211
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroepschrift in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2017 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De appellante, gevestigd in Frankrijk, had eerder een beroep ingediend tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad, maar dit beroep werd op 27 juli 2017 niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De laatste dag voor indiening was 13 april 2017. De gemachtigde van appellante had op 1 februari 2017 een beroepschrift ingediend, maar dit was niet door de Raad ontvangen. Na contact met de Raad heeft de gemachtigde op 17 april 2017 een nieuw beroepschrift gestuurd. In het verzetschrift stelde de gemachtigde dat het oorspronkelijke beroepschrift niet aangetekend was verzonden en dat hij ervan uitging dat hij correct had gehandeld. Hij betoogde dat het beroepschrift van 17 april 2017 tijdig was, omdat het binnen een week na de termijn was ontvangen.
De Raad oordeelde echter dat de gemachtigde geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat er geen verzuim was. Er waren geen bewijsstukken overgelegd die aantoonden dat het beroepschrift op 1 februari 2017 was verzonden. De Raad concludeerde dat het beroepschrift van 17 april 2017 weliswaar binnen een week na de termijn was ontvangen, maar dat het niet voor afloop van de termijn ter post was bezorgd. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard en was er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak werd gedaan door rechter H.C.P. Venema, in aanwezigheid van griffier N.L. Kuipers, en werd openbaar uitgesproken op 5 december 2017.