ECLI:NL:CRVB:2017:4219

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 december 2017
Publicatiedatum
6 december 2017
Zaaknummer
16/3638 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht en tijdige indiening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2017 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 30 mei 2017, waarin haar hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De aanleiding voor deze niet-ontvankelijkheid was het niet tijdig betalen van het griffierecht en het niet tijdig indienen van het hogerberoepschrift. Appellante had verzet aangetekend, waarbij zij stelde dat zij veel correspondentie naar de Raad had gestuurd en dat zij ervan uitging dat zij had gereageerd op een eerdere brief van de Raad van 19 augustus 2016.

Tijdens de zitting op 24 oktober 2017 zijn partijen niet verschenen, met uitzondering van het college, dat voorafgaand aan de zitting had bericht dat zij niet aanwezig zouden zijn. De Raad heeft overwogen dat appellante geen bewijs heeft geleverd dat zij de brief van 19 augustus 2016 heeft beantwoord. De Raad heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het risico dat een per gewone post verzonden brief de geadresseerde niet bereikt, voor rekening van de verzender komt.

Uiteindelijk heeft de Raad geoordeeld dat het verzet ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 5 december 2017
16/3638 PW-V, 16/3639 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 april 2016, 16/912 en 16/948 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Groningen (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 30 mei 2017 heeft de Raad het namens appellante door mr. R.J. Skála ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 24 oktober 2017, waar partijen - het college met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 30 mei 2017 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 9 januari 2017 gestelde termijn is betaald en dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
Voorafgaand aan de uitspraak van 30 mei 2017 is het door appellante gedane beroep op betalingsonmacht voor de betaling van het griffierecht afgewezen, omdat appellante niet heeft gereageerd op de brief van de Raad van 19 augustus 2016 waarin appellante is gevraagd of de bijgevoegde inkomensverklaring nog actueel is.
In verzet heeft appellante - voor zover van belang - te kennen gegeven dat zij de Raad veel correspondentie heeft toegezonden. Appellante gaat er van uit dat zij wel gereageerd heeft op de brief van de Raad. Het lijkt appellante niet waarschijnlijk dat deze reactie bij de post is weggeraakt.
De Raad is van oordeel dat appellante in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat zij niet in verzuim is geweest. Appellante heeft geen bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat zij de brief van de Raad van 19 augustus 2016 heeft beantwoord. Volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad (uitspraak van 4 april 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1114) komt het risico dat een per gewone post - dus: niet aangetekend - verzonden poststuk de geadresseerde niet bereikt, voor rekening van de verzender van dat poststuk.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 december 2017.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) N.L. Kuipers

HD