Uitspraak
15 maart 2016, 15/6603 (aangevallen uitspraak)
OVERWEGINGEN
niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1 oktober 2014 heeft nabetaald.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, woonachtig in Marokko, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 8 april 2015, waarin de hoogte van zijn kinderbijslag ambtshalve werd herzien. De Svb had bepaald dat de woonlandfactor vanaf 1 oktober 2014 niet meer toegepast mocht worden, wat betekende dat de kinderbijslag niet meer werd aangepast aan het kostenniveau van Marokko. Appellant diende zijn bezwaarschrift echter pas op 9 juni 2015 in, terwijl de termijn voor het indienen van bezwaar op 20 mei 2015 was geëindigd. De Svb verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk vanwege de termijnoverschrijding.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellant aan dat hij wilde dat de Svb de hoogte van zijn kinderbijslag met terugwerkende kracht herzag tot 1 januari 2013. De Raad overwoog dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt, en dat appellant geen verschoonbare redenen had aangevoerd voor de termijnoverschrijding. De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat de Svb terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. Tevens werd opgemerkt dat de Svb een besluit had genomen om het verschil in kinderbijslag voor de periode van 1 januari 2013 tot 1 oktober 2014 na te betalen.
De uitspraak werd gedaan door L. Koper, in tegenwoordigheid van N. Veenstra als griffier, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.