ECLI:NL:CRVB:2017:496
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H. van Leeuwen
- L. Koper
- P. Vrolijk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de weigering van een WIA-uitkering en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellante, die sinds februari 2012 arbeidsongeschikt is door lichamelijke en psychische klachten, heeft hoger beroep ingesteld tegen de weigering van haar WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De verzekeringsarts concludeerde dat appellante vanwege haar fysieke beperkingen alleen fysiek niet zwaar werk kan verrichten. De mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op minder dan 35%. Appellante was het niet eens met deze beoordeling en voerde aan dat haar beperkingen door het Uwv zijn onderschat.
Tijdens de hoorzitting in hoger beroep heeft appellante opnieuw haar klachten uiteengezet en verzocht om inschakeling van een onafhankelijke arts. De Raad heeft echter geoordeeld dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft dossierstudie verricht en informatie van de behandelend sector betrokken bij zijn beoordeling. De rechtbank heeft de gronden van appellante in beroep en hoger beroep afdoende besproken en gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad heeft de slotsom getrokken dat de geselecteerde functies passend zijn en dat er geen aanleiding is om een deskundige in te schakelen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij is geoordeeld dat de medische beoordeling van het Uwv juist is en dat appellante niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. De uitspraak is openbaar gedaan en er zijn geen proceskosten toegewezen.