Uitspraak
OVERWEGINGEN
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beëindiging van het ziekengeld van appellant, die zich in 2009 ziek meldde met lage rugklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft vastgesteld dat appellant per 13 december 2012 geen recht meer had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn beperkingen. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, omdat hij geen medische onderbouwing heeft voor zijn klachten. In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere argumenten herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank de beroepsgronden van appellant afdoende heeft besproken en dat er geen nieuwe medische stukken zijn overgelegd die zijn stellingen kunnen ondersteunen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het Uwv op goede gronden heeft besloten dat appellant per 29 december 2014 geen recht meer heeft op ziekengeld. De uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van N. Veenstra als griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 februari 2017.