ECLI:NL:CRVB:2017:600
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsverlening na opschorting wegens niet tijdig overleggen van gegevens
Op 21 februari 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Appellante ontving sinds 25 mei 2011 bijstand op basis van de Participatiewet (PW). In juni 2015 werd appellante uitgenodigd voor een gesprek in het kader van een rechtmatigheidsonderzoek, waarbij zij werd verzocht om bankafschriften en andere documenten mee te nemen. Appellante verscheen echter niet op de afgesproken data en maakte geen bezwaar tegen de opschorting van haar bijstandsrecht. Het college heeft daarop de bijstand van appellante met ingang van 8 juni 2015 ingetrokken, omdat zij niet tijdig de gevraagde gegevens had overgelegd. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken, omdat appellante niet had voldaan aan de verplichting om de gevraagde gegevens tijdig te verstrekken. De Raad oordeelde dat de termijn van acht weken, zoals opgenomen in artikel 54 van de PW, bedoeld is om rechtszekerheid te bieden aan de belanghebbende. Appellante had geen feiten aangedragen die erop wezen dat het college onzorgvuldig had gehandeld of dat het college niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik had kunnen maken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig overleggen van gegevens door bijstandsontvangers en de bevoegdheid van het college om bijstand in te trekken indien aan deze verplichtingen niet wordt voldaan. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.