ECLI:NL:CRVB:2017:611
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift tegen een besluit inzake bijzondere bijstand
In deze zaak heeft appellant op 10 februari 2015 bijzondere bijstand aangevraagd voor advocaatkosten op grond van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht heeft deze aanvraag op 3 maart 2015 afgewezen. Appellant heeft hiertegen op 4 mei 2015 bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet binnen de wettelijke bezwaartermijn was ingediend. De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarop appellant in hoger beroep is gegaan.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij het besluit van 3 maart 2015 niet heeft ontvangen en dat het college de verzending daarvan niet aannemelijk heeft gemaakt. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het college de verzending van het besluit op 3 maart 2015 aannemelijk heeft gemaakt. De Raad heeft daarbij verwezen naar de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die de termijnen en procedures voor het indienen van bezwaarschriften regelen.
De Raad concludeert dat het bezwaarschrift te laat is ingediend, aangezien het op 7 mei 2015 is ontvangen, wat buiten de termijn van zes weken valt. Appellant heeft geen feiten aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Daarom bevestigt de Raad de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van S.A. de Graaff als griffier, en is openbaar uitgesproken op 21 februari 2017.