In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de ingangsdatum van een Wajong-uitkering voor de appellant, die van mening is dat hij recht heeft op een uitkering met terugwerkende kracht tot 9 juli 2010. De Raad heeft vastgesteld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in eerdere besluiten niet correct heeft gehandeld door geen rekening te houden met nieuwe feiten die zijn aangedragen door de appellant. De Raad heeft in een tussenuitspraak van 6 november 2015 het Uwv opgedragen om het besluit van 16 juni 2015 te herstellen. Het Uwv heeft daarop een nieuw besluit genomen op 17 februari 2016, waarin het bezwaar van de appellant gegrond werd verklaard, maar de terugwerkende kracht van de uitkering werd beperkt tot een jaar voor de laatste aanvraag. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv terecht heeft gesteld dat er geen sprake is van financiële hardheid, omdat de appellant over de periode van 9 juli 2010 tot 26 juli 2011 inkomsten heeft genoten. De Raad heeft het hoger beroep van de appellant gegrond verklaard, de eerdere besluiten vernietigd en het Uwv veroordeeld tot vergoeding van wettelijke rente aan de appellant. Tevens zijn de kosten van rechtsbijstand aan de appellant toegewezen.