ECLI:NL:CRVB:2017:85
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van bijstandsverlening in verband met ontvangen pensioen
Op 10 januari 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft een appellant die sinds 24 augustus 2011 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). In december 2013 meldde de appellant dat hij ouderdomspensioen ontving van het Algemeen Pensioenfonds van de Nederlandse Antillen (APNA). Het dagelijks bestuur van Ferm Werk herzag de bijstand van de appellant over de periode van 8 januari 2013 tot en met 31 december 2013, omdat het pensioen niet in mindering was gebracht op de bijstandsverlening. De appellant werd verzocht om een bedrag van € 5.101,94 terug te betalen, wat leidde tot de rechtszaak.
De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant ongegrond, waarbij werd overwogen dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden door het pensioen pas in december 2013 te melden. De appellant stelde in hoger beroep dat het pensioen een toekomstig doel diende en dat het als vermogen in plaats van inkomen moest worden aangemerkt. De Raad bevestigde echter de uitspraak van de rechtbank, waarbij werd benadrukt dat het niet gaat om wanneer het pensioen beschikbaar is gekomen, maar voor welke periode het pensioen bestemd is. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van een afkoopsom, maar van maandelijkse pensioenbetalingen die zijn begonnen op 8 januari 2013, de dag waarop de appellant 55 jaar werd.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.