ECLI:NL:CRVB:2017:88
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Maatregel bij niet verschijnen op gesprek over arbeidsinschakeling en recidive
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de rechtbank het beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Stichtse Vecht ongegrond heeft verklaard. Appellant, die sinds 14 augustus 2012 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet (PW), is meerdere keren opgeroepen voor gesprekken over zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, maar heeft hieraan geen gehoor gegeven. Dit leidde tot een besluit van het college om de bijstand met 30% te verlagen voor een periode van twee maanden, omdat appellant niet tijdig op de oproepen is verschenen en er sprake was van recidive.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat appellant niet voldoende heeft aangetoond dat hij niet in staat was om aan de oproepen te voldoen. De medische adviezen die appellant heeft overgelegd, bieden geen sluitende onderbouwing voor zijn stelling dat hij niet in staat was om te verschijnen. De Raad concludeert dat het college terecht de bijstand heeft verlaagd, omdat appellant verwijtbaar heeft gehandeld door niet op de oproepen te reageren. De Raad wijst ook het verzoek van appellant om schadevergoeding af, omdat er geen grond is voor een veroordeling tot vergoeding van schade. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 10 januari 2017.