ECLI:NL:CRVB:2017:969
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de Functionele Mogelijkhedenlijst en de medische situatie van appellante in het kader van WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellante, die als schoonmaakster werkte, had zich op 22 juni 2012 ziek gemeld vanwege verschillende lichamelijke klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had vastgesteld dat appellante met ingang van 20 juni 2014 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en haar bezwaar tegen dit besluit werd ongegrond verklaard. De rechtbank onderschreef deze beslissing, waarop appellante in hoger beroep ging.
Appellante voerde aan dat haar beperkingen niet correct waren vastgesteld en dat haar gezondheidssituatie na de beoordeling was verslechterd. De Raad oordeelde dat er geen verschil van inzicht bestond over het ziektebeeld, maar dat de vraag was of de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) voldoende rekening hield met de beperkingen van appellante. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit berustte op een zorgvuldig medisch onderzoek en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de situatie van appellante goed had beoordeeld.
De informatie van de cardioloog, die door appellante was ingediend, werd niet als nieuw licht op de zaak beschouwd, omdat deze geen nieuwe gegevens bevatte die niet al bekend waren. De Raad bevestigde dat de verslechtering van de gezondheidssituatie van appellante na de beoordelingsdatum niet in de beoordeling kon worden meegenomen. Uiteindelijk werd het hoger beroep afgewezen en de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd.