ECLI:NL:CRVB:2017:993
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van kinderopvang met betrekking tot termijn van aanvraag
In deze zaak heeft appellante op 3 november 2014 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van kinderopvang op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag op 10 december 2014 afgewezen, omdat de kosten voor kinderopvang meer dan een jaar voor de aanvraagdatum waren gemaakt. Dit besluit werd na bezwaar gehandhaafd op 20 mei 2015. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep tegen dit besluit ongegrond op 19 februari 2016.
In hoger beroep heeft appellante betoogd dat er bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat zij bijzondere bijstand zou moeten ontvangen, ondanks dat de kosten voor de kinderopvang eerder zijn gemaakt. Appellante heeft aangevoerd dat zij pas later een factuur heeft ontvangen van de buitenschoolse opvang, die failliet was gegaan, en dat dit haar heeft belet om tijdig een aanvraag in te dienen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de gronden van appellante in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze in wezen een herhaling zijn van de argumenten die eerder in beroep zijn aangevoerd. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij buiten staat was om eerder bijzondere bijstand aan te vragen. Daarom heeft de Raad het hoger beroep verworpen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.