ECLI:NL:CRVB:2018:1076

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
17/6275 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake AOW

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 april 2018 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar hoger beroep. Het hogerberoepschrift was niet tijdig ingediend, aangezien de laatste dag voor indiening 11 september 2017 was en het hogerberoepschrift pas op 13 september 2017 door de Raad was ontvangen. Appellante had verzet aangetekend en stelde dat de Raad het hogerberoepschrift slechts twee dagen te laat had ontvangen, wat volgens haar geen reden was voor niet-ontvankelijkheid. De Raad oordeelde echter dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was en dat appellante niet in verzuim was geweest. De Raad verklaarde het verzet ongegrond en wees het verzoek om teruggave van het griffierecht af, omdat de ontvankelijkheid in deze zaak niet leidde tot een terugbetaling van de kosten. De uitspraak werd gedaan door H.C.P. Venema, in aanwezigheid van griffier N.L. Kuipers, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 april 2018
17/6275 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van
de rechtbank Amsterdam van 27 juli 2017, 17/2354 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 22 november 2017 heeft de Raad het door appellante ingestelde
hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellante heeft verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 1 maart 2018, waar beide partijen - de Svb met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 22 november 2017 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was
11 september 2017. Het hogerberoepschrift is gedateerd op 10 september 2017, is
op 12 september 2017 per aangetekende post verzonden en is op 13 september 2017 bij
de Raad ontvangen. Daarmee staat vast dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
In verzet heeft appellante te kennen gegeven dat, hoewel het geen excuus is, de Raad het hogerberoepschrift maar twee dagen te laat heeft ontvangen en dat er geen weken of maanden overheen zijn gegaan. Appellante heeft verzocht het betaalde griffierecht van € 124,- terug
te storten als de procedure geen doorgang gaat vinden.
De Raad ziet in het door appellante aangevoerde geen grond voor het oordeel dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. In de aangevallen uitspraak staat duidelijk aangegeven dat partijen binnen zes weken na de datum van verzending van de uitspraak
hoger beroep kunnen instellen. Nu ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat appellante niet
in verzuim is geweest, dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
De Raad ziet geen aanleiding het door appellante betaalde griffierecht terug te storten. Het feit dat alleen de ontvankelijkheid in deze zaak aan de orde is, is geen reden dat moet worden overgegaan tot teruggave van het griffierecht.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, in tegenwoordigheid van N.L. Kuipers als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 april 2018.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) N.L. Kuipers

LO