Uitspraak
17.2118 PW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Overijssel;
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die op 27 januari 2017 het beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaarde. Appellant had bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van de eerste huur en administratiekosten in verband met een toegewezen woning. Het college van burgemeester en wethouders van Enschede had deze aanvraag afgewezen, met als argument dat de kosten tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en dat appellant hiervoor had moeten reserveren. De rechtbank oordeelde dat appellant niet had voldaan aan de vereisten van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat zijn beroepschrift geen gronden bevatte.
In hoger beroep heeft appellant betoogd dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de rechtbank niet kon worden gevolgd in haar oordeel. Appellant had in zijn beroepschrift verwezen naar de gronden die hij in de bezwaarfase had ingediend, en het college had zijn besluit gehandhaafd zonder de motivering te wijzigen. Hierdoor was er voldoende duidelijkheid over de punten van geschil. De Raad concludeert dat appellant niet in verzuim was en dat de rechtbank ten onrechte het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en de zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank Overijssel voor verdere behandeling. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellant in hoger beroep, begroot op € 501,-, en moet het college het griffierecht van € 124,- vergoeden. De uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van S.A. de Graaff als griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 april 2018.