ECLI:NL:CRVB:2018:1141
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering door onduidelijke woonsituatie en schending inlichtingenverplichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant had op 3 december 2015 een aanvraag voor bijstand ingediend, maar de aanvraag werd afgewezen omdat de gemeente Utrecht onvoldoende duidelijkheid had gekregen over zijn woon- en leefsituatie. De appellant had op het aanvraagformulier aangegeven op een bepaald adres te wonen, maar tijdens een huisbezoek werden er spullen aangetroffen die niet van hem leken te zijn. Dit leidde tot de conclusie dat de appellant zijn inlichtingenverplichting had geschonden, waardoor niet kon worden vastgesteld of hij recht had op bijstand.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de afwijzing van de aanvraag ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de gronden die de appellant in hoger beroep aanvoerde, in wezen een herhaling waren van wat hij eerder had aangevoerd. De Raad vond de motivering van de rechtbank overtuigend en concludeerde dat de appellant niet had aangetoond dat de eerdere uitspraak onjuist of onvolledig was. De Raad bevestigde daarom de beslissing van de rechtbank en wees de proceskosten af.
De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de inlichtingenverplichting bij het aanvragen van bijstand en de gevolgen van het niet verstrekken van duidelijke informatie over de woonsituatie.