ECLI:NL:CRVB:2018:116
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsverlening op basis van gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft appellant op 24 februari 2016 een aanvraag ingediend voor bijstand op basis van de Participatiewet (PW). Appellant heeft aangegeven alleenstaand te zijn, maar de gemeente Amsterdam heeft een onderzoek ingesteld naar zijn woon- en leefsituatie. Dit onderzoek leidde tot de conclusie dat appellant een gezamenlijke huishouding voert met [X], waardoor hij niet in aanmerking komt voor bijstand als alleenstaande. Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam heeft de aanvraag op 6 april 2016 afgewezen, en deze afwijzing is later door de rechtbank Amsterdam bevestigd.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 5 december 2017 is appellant niet verschenen, maar het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.H.J. ten Hoope. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, met name de vraag of er sprake was van wederzijdse zorg tussen appellant en [X]. De Raad concludeert dat er voldoende elementen van wederzijdse zorg aanwezig waren, ondanks dat er geen financiële verstrengeling was.
De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De uitspraak is gedaan door A. Stehouwer, in tegenwoordigheid van griffier J.M.M. van Dalen, en is openbaar uitgesproken op 16 januari 2018. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.