Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
zover de hoogte van de boete is vastgesteld op € 375,-;
plaats treedt van het besluit van 16 december 2015;
van € 2.004,-;
van € 214,- vergoedt;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, waarbij appellant een boete is opgelegd wegens het niet tijdig overleggen van loongegevens in het kader van zijn bijstandsuitkering. Appellant ontving een bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet en ging op 16 maart 2015 in loondienst werken. Hij heeft op 29 maart 2015 een e-mail gestuurd naar de afdeling Werk en Inkomen van de gemeente Rotterdam met de mededeling dat hij een nieuwe baan had, maar deze e-mail is niet aangekomen vanwege een te groot bestand. Appellant heeft later, op 27 mei 2015, de loongegevens bij de balie ingeleverd, maar niet voor de volledige periode. Het college heeft daarop de bijstandsverlening herzien en een boete opgelegd van € 750,-, die later is verlaagd naar € 375,-. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen de boete ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting heeft voldaan. De Raad heeft vastgesteld dat appellant wel degelijk pogingen heeft gedaan om zijn loongegevens tijdig te verstrekken, maar dat deze pogingen niet succesvol waren. De Raad heeft de hoogte van de boete herzien en vastgesteld op € 373,30, waarbij rekening is gehouden met de gewijzigde regelgeving omtrent boetes. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 2.004,-. De uitspraak is gedaan op 16 januari 2018.