ECLI:NL:CRVB:2018:1323
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het recht op ziekengeld na medisch onderzoek door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de beëindiging van het recht op ziekengeld van appellant, die zich op 4 maart 2015 ziek had gemeld. Appellant, werkzaam als bouwopruimer/sloper, had lichamelijke en psychische klachten. De verzekeringsarts van het Uwv heeft vastgesteld dat appellant per 4 maart 2015 geschikt was voor zijn maatgevende arbeid, wat leidde tot de conclusie dat hij per 15 juni 2015 geen recht meer had op ziekengeld. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard, wat appellant heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de verergering van zijn PTSS-klachten en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig heeft gehandeld door niet te wachten op de resultaten van een stressecho. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische gegevens zijn overgelegd die de stellingen van appellant ondersteunen. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.