Op 15 mei 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland. De appellant, die sinds 29 februari 2012 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, had in eerdere besluiten te maken gekregen met verlaging van zijn bijstand wegens vermeende onvoldoende medewerking aan een re-integratietraject. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van de appellant tegen het besluit van 18 september 2015 ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging. Tijdens de zitting op 29 augustus 2017 werd het onderzoek geschorst en vroeg het college om medisch advies. Dit advies, dat op 13 oktober 2017 werd verstrekt, gaf aan dat de appellant mogelijk lijdt aan de ziekte van Lyme, wat zijn medewerking aan het re-integratietraject zou kunnen hebben beïnvloed.
Op basis van dit medisch advies heeft het college op 18 oktober 2017 de eerder opgelegde maatregel van bijstandsverlaging ingetrokken. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit van 18 september 2015 onrechtmatig was, omdat de maatregel die aan dat besluit ten grondslag lag inmiddels was ingetrokken. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep tegen het bestreden besluit gegrond. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die in totaal € 3.006,- bedroegen, en werd bepaald dat het college het griffierecht van € 169,- aan de appellant diende te vergoeden.