ECLI:NL:CRVB:2018:1506

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
17-5619 TW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht

Op 1 mei 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/5619 TW-V. De zaak betreft een verzet dat door de appellant is ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Raad, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht. De appellant, woonachtig in Denemarken, heeft in zijn verzet aangevoerd dat hij meermalen heeft aangegeven dat hij het griffierecht niet kan voldoen en dat hij geen correspondentie heeft ontvangen.

De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant in zijn verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat hij niet in verzuim is geweest. Voorafgaand aan de uitspraak van 17 januari 2018 had de Raad het beroep van de appellant op betalingsonmacht afgewezen, omdat hij geen gegevens had overgelegd omtrent zijn financiële situatie. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant de relevante correspondentie, waaronder een verzoek om informatie en een aangetekend verzonden brief over de betaling van het griffierecht, niet heeft ontvangen.

Gelet op deze overwegingen heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer, met H.C.P. Venema als voorzitter en N.L. Kuipers als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 1 mei 2018
17/5619 TW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak, bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 30 juni 2017, 16/6921 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] , Denemarken (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Zitting heeft: H.C.P. Venema
Griffier: N.L. Kuipers
Ter zitting is niemand verschenen

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht van 17 januari 2018 heeft de Raad het hoger beroep van appellant tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet binnen de in de - aangetekend verzonden - brief van 9 november 2017 gestelde termijn is betaald.
In verzet heeft appellant aangevoerd dat hij meermalen heeft aangegeven dat hij het griffierecht niet kan voldoen en dat hij meerdere malen geen correspondentie heeft ontvangen.
De Raad is van oordeel dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat hij niet in verzuim is geweest. Voorafgaand aan de uitspraak van 17 januari 2018 is het door appellant gedane beroep op betalingsonmacht voor de betaling van het griffierecht afgewezen, omdat appellant geen gegevens heeft overgelegd omtrent zijn financiële situatie. De brief van 2 oktober 2017, waarbij appellant om informatie is verzocht, alsmede de aangetekend verzonden brief van
9 november 2017 zijn bij de Raad niet retour ontvangen.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet is geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier De voorzitter
(getekend) N.L. Kuipers (getekend) H.C.P. Venema

LO