ECLI:NL:CRVB:2018:1506
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet-betaling griffierecht
Op 1 mei 2018 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 17/5619 TW-V. De zaak betreft een verzet dat door de appellant is ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Raad, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard vanwege het niet tijdig betalen van het griffierecht. De appellant, woonachtig in Denemarken, heeft in zijn verzet aangevoerd dat hij meermalen heeft aangegeven dat hij het griffierecht niet kan voldoen en dat hij geen correspondentie heeft ontvangen.
De Raad heeft echter geoordeeld dat de appellant in zijn verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat hij niet in verzuim is geweest. Voorafgaand aan de uitspraak van 17 januari 2018 had de Raad het beroep van de appellant op betalingsonmacht afgewezen, omdat hij geen gegevens had overgelegd omtrent zijn financiële situatie. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant de relevante correspondentie, waaronder een verzoek om informatie en een aangetekend verzonden brief over de betaling van het griffierecht, niet heeft ontvangen.
Gelet op deze overwegingen heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer, met H.C.P. Venema als voorzitter en N.L. Kuipers als griffier.